file:\\ druksel \ fondslijst \ Miguel Declercq \ fragmenten
Schijnmanoeuvres. Miguel Declercq
Tot de dagen. Tot de regen. Naar het schijnt is zij
afwezig. Tot de klieren. Tot de navel. Barnumstoned en
koffieadem. Tot de ogen en gewrichten. Tot de as
van sigaretten. Tot de enkels en het bekken. Zogezegd
is zij dezelfde. Zogezegd kan ik dit hebben.
Ha, wist zij hoe 'k tegen mijn zelven moet staan
om niet aan haar hand te ontgroeien, te zoeken
naar leegte, die plek zonder plaats. Als ze waakt
in mijn slaap, als een wiek in een kaars, nu haar leven
in fictie verglijdt, geeft de zon haar de tijd
Om zichzelf te vergeten. Wij weten van niets dan elkaar.
Maar later als zij, een tornado gelijk, is verwaaid,
zal het marmer haar naam dan negeren? Lengt zij
haar lichaam aan met mijn verhaal, raak ik dan zoek?
Moghelijck is misselijck. Ik smurf haar droom van toen.
Het laatste gedicht uit 'Schijnmaneuvres':
|