ALBERT BONTRIDDER
terug naar fondslijst
home
|
|
file:\\ druksel \ fondslijst \ bontridder \ jos joosten
Het is er nog altijd: Albert Bontridder zweeg 25 jaar
door Jos Joosten in De Standaard, 21 mei 2004
Albert Bontridders nieuwe bundel getuigt van een opmerkelijk meesterschap.
Zijn gedichten
zijn afwisselend, vitaal, bezonnen. De hoofdrol is weggelegd voor
een mysterieus 'het'. VOOR de geïnteresseerde literatuurliefhebber
klinken namen als Lucebert, Gerrit Kouwenaar, Simon Vinkenoog
of Remco Campert beslist vertrouwd in de oren. Zelfs wie hun poëzie
nauwelijks kent, zal toch wel een steekwoord als ,,Vijftigers''
of ,,Atonaal'' door de geest tuimelen. Dat ligt, vrees ik, niet
zo voor de hand wanneer het gaat om de Vlaamse generatiegenoten
van de genoemde dichters. Misschien doet de tijdschrifttitel "Tijd
en Mens" een klein lichtje branden. Of in elk geval de grote namen
Boon en Claus, maar die zal men hooguit zijdelings met de Vijftigers
associëren. Dichters als Ben Cami, Remy C. van de Kerckhove, Marcel
Wauters en Albert Bontridder worden, vermoed ik, (anders dan hun
Nederlandse generatiegenoten) door een gewone lezer zelden in
hun toptien van favoriete schrijvers genoemd. Er zijn redenen
te bedenken over hoe dat komt, maar die relatieve onbekendheid
is betreurenswaardig. En zeker niet altijd terecht. Wie dat wil
nagaan, zal het trouwens niet makkelijk hebben. Van Campert, Kouwenaar
en Lucebert is de verzamelde poëzie nog altijd gewoon in de handel.
Poëzie van de Vlaamse Vijftigers is hooguit antiquarisch te koop.
Onder deze Vlaamse vernieuwers nam Albert Bontridder een vooraanstaande
plaats in. Boon was erg onder de indruk van zijn werk, net als
de maatgevende criticus Paul Rodenko. In 1972 ontving Bontridder
de Jan Campertprijs en in datzelfde jaar verscheen een bijna
vierhonderd pagina's tellende verzamelbundel. Maar sinds in
1979 'Huizen vieren haat' verscheen, is het vijfentwintig jaar
zo goed als stil gebleven rond Bontridder. Hoe interessant zijn
werk is, blijkt uit 'De tuinen van Naxos', het pas verschenen
boek van de dichter, die vorige maand 83 jaar werd. Ik zou Bontridders
leeftijd niet genoemd hebben, als niet een van de eerste opvallende
dingen aan deze superieure, kristalhelder geformuleerde poëzie
haar tijdloosheid was of beter gezegd: haar leeftijdloosheid.
Dit zou werk kunnen zijn van een veel jongere dichter, een 'compagnon
de route' van Dirk van Bastelaere, Erik Spinoy, Paul Bogaert,
Jan Lauwereyns of Geert Buelens. Tegelijk laat Bontridder zich
helemaal niets gelegen aan groeps- of schoolvorming: hier klinkt
louter zelfbewustheid. Een belangrijk verschil met Bontridders
vroegere werk, dat vaak enigszins barok, duister en sterk lichamelijk
was, is de sobere, stilistische helderheid van deze nieuwe gedichten.
'De tuinen van Naxos' bestaat uit drie afdelingen van respectievelijk
negen, achttien en dan weer negen gedichten. Dit is de enige
onderverdeling in de bundel. De gedichten lopen per afdeling
na elkaar door. De opzet was blijkbaar om de hele tekst één
lopend ,,verhaal'' te laten zijn. De hoofdrol, als je dat zo
mag noemen in poëzie, is weggelegd voor iets wat slechts benoemd
wordt als ,,het''. HET lijkt alsof Bontridder de onbestemdheid
radicaliseert waarvan Geert Buelens' fascinerende debuutbundel
'Het is' van twee jaar geleden vlagen vertoont. Maar beter is
de vergelijking met 'Psalmen' van Bontridders Nederlandse leeftijdgenoot
Leo Vroman. In plaats van de traditionele God roept Vroman in
zijn bundel ,,Systeem'' aan: een particuliere invulling van
het goddelijke, zijn alternatief voor de geïnstitutionaliseerde
voorstelling van God. In plaats van God kiest Bontridder voor
een eigen interpretatie van de Geest, zoals in het bekende woord
van Johannes: ,,De Geest is als de wind: hij waait waar hij
wil; je hoort hem wel waaien, maar je weet niet waar hij vandaan
komt en waar hij heen gaat.'' Ook Bontridder beschrijft in allerlei,
vaak alledaags ogende scènes de aanwezigheid van iets onbenoembaars.
Het openingsgedicht (,,Het'' getiteld), introduceert ,,het'':
"De tuin ligt onder de hoede
van de berg met de pluim:
zacht en driehoekig watermerk
in het helderblauwe doek
van het grootse schouwtoneel.
Hier is aanwezig
wat niet aantastbaar is:
het stapt over paden en zoden,
geen grashalm buigt
onder voet of adem, noch wijst op enig spoor.
In een paradijselijke omgeving verschijnt ,,het'', mooi omschreven
als ,,niet aantastbaar''. Letterlijk dus onveranderbaar, maar
tegelijk speelt in de woordkeuze mee dat ,,het'' niet aanraakbaar
is. Natuurlijk zien we in de ,,tuin'' het bijbelse paradijs.
Maar het is ook een hedendaags vakantieoord, het eiland Naxos,
wat meteen weer mythologische associaties (onder meer met Ariadne)
oproept. Bontridder springt heen en weer tussen alledaagsheden
(bierbuiken van vakantiegangers), maar maakt ook verheven zinspelingen
op klassieke teksten, beeldende kunst of filosofie. Zo komen
we in het gedicht ,,De vier oerelementen'' Thales, Empedokles
en Herakleitos tegen, de presocratische natuurfilosofen die
uitgingen van een altijd bewegend beginsel (ook hier staat de
waaiende ,,geest'' tegenover de vastliggende ,,god'' van de
traditie). Herakleitos wordt overigens niet bij name genoemd,
maar we herkennen hem als een van diegenen die geïnspireerd
werden door steeds hetzelfde ,,het''. Bontridder verwoordt dat
mooi, want ,,het'' zoekt niet het klassieke centrum van het
lijf, het hart, maar ,,Het was aanwezig/ in bloedsomloop en
klieren/ van de welbespraakte dichter/ van het panta rhei''.
Zo'n ,,het'', dat in vrijwel elk gedicht opduikt, had makkelijk
kunnen verzanden in een trucje. Dat dat niet gebeurt, is het
bewijs van Bontridders poëtische meesterschap. Het blijft tot
het einde welbewust onhelder wat ,,het'' is. Is het de ,,geest''?
Of is het, zoals we ergens lezen , niets dan ,,het onwaarschijnlijk
bestaan''? Is het inspiratie? Of is het misschien zelfs de dichter
zelf en vertoont ,,het'' autobiografische trekken van de architect
Bontridder? Deze onbepaaldheid maakt 'De tuinen van Naxos' tot
een avontuur. De gedichten zijn afwisselend, vitaal en toch
bezonnen. En wie herleest, ontwaart stilaan steeds meer dwarsverbanden
in vormen (zoals de driehoek of de rookpluim) en begrippen (zoals
de vulkaan of de adem in allerlei varianten). De Vlaamse poëzie
moet Albert Bontridder erkennen als een van haar éminences grises.
Jos Joosten in De Standaard, 21 mei 2004
|