b. zwaal
terug naar fondslijst
home
|
|
b. zwaal, of de woorden die vlieten
B. Zwaal, een dichter die van de beweging het levendige centrum van zijn oeuvre gemaakt heeft. Jarenlang bewoog hij zich
in theatermiddens, met het gezelschap BEWTH maakte hij architecturaal theater, via beweging, gebaren, woordloos toneel,
de architectuur van unieke gebouwen tonend en verhevigend. Elke beweging is, hoe minimalistisch ook, theatraal :
het verplaatsen van het oog naar een teken, een betekenis, een signaal - het levend maken van ruimte.
In zijn poëzie toont hij eenzelfde architecturaal, sculpturaal oog, hoe spaarzaam de woorden ook in getal zijn,
er wordt een ruimte gecreëerd waar alles zijn plaats heeft, de dichter beheerst de situatie en zijn taal, terwijl
wat hij schrijft onbeheerst kan zijn - het water, de wind, de liefde, de lichamen. Lichamelijkheid is de basis van het
leven en dit oeuvre, niet als een doem, als een vreugde, een bron van geluk en diepte. In het gedicht wordt het
leven vastgelegd (en voortgejaagd), paradoxaal de beweging vastgepind, een moment dat eeuwigdurend wordt.
Moet men deze poëzie nog steeds als 'experimenteel' benoemen ?, terwijl dit toch hedendaags is, het 'hermetisme',
de 'duisterheid' is hier geen probleem maar een gegevenheid, van ons, van het altijd al - de raadsels van het leven, de geheimen
van het lichaam worden getoond. Mateloosheid als een levensdrift en -eis, in een minimalisme geformaliseerd. Het intelligente
schrappen dat schrapen is.
Jan Kuijpers begon zijn 'Albumblad voor b. zwaal' met : 'Hermetische paden voor dove voeten / volg ik op vleugelen van het gezang.'
(Toeëigeningen : sonnetten en denkbeelden, 2001).
Toch is deze poëzie verankerd in de geschiedenis, de dichter legt daarvan getuigenis af door woorden soms in een oudere
spelling te schrijven, door de 'water-woordenschat', het land Nederland als een gevecht tegen het water, de zee, te aanvaarden
- dat water wordt alomtegenwoordig - de ander (de vrouw) bestaat in en door het water, de oever is echter eveneens een topos.
Zoals de wind de wind is, zo is bij B. Zwaal de taal - er wordt een staketsel op en tegen het water gebouwd om midden in het water te zijn.
De taal wordt in de hand van de dichter bewogen - grammaticaal, ook door het weglaten van leestekens, het zorgvuldig apart
plaatsen van woorden of zinsdelen, waardoor de 'normale' oorzaak-gevolg-redeneringen anders lopen, de wereld zelf wordt een personage
dat vrijmoedig handelt. De mens wordt ontdaan van een 'ikkigheid' - het ik speelt wel een rol, maar de psychologie wordt achterwege
gelaten - in de heftigheid van het gebeuren is de objectivering verlossend - en doet de humor zijn werk. De dingen (van de wereld)
krijgen een actieve rol toebedeeld, daartussen de mens, vooral het mensenpaar. Zoals dat ongrijpbaar is, zo ook de taal die
Zwaal hanteert, steeds is er ambiguïteit - wordt het woord als zelfstandig naamwoord of werkwoord gebruikt ? - en daardoor
rijkdom, de dubbelzinnige betekenis, de onzekere plaats van een woord in het gedicht, op een blad papier - een ruimte wordt
geschetst waarin geleefd kan worden, een gevel, daarin vensters, daarin gordijnen, daarop schimmen, daarachter het leven.
In 2019 verscheen Zeesnede : gedichten 1984-2019, Zilverbesmeten is de eerste bundel na het 'verzameld werk'.
|