VROMAN/ LAUWEREYNS/ JUCHTMANS
terug naar fondslijst
home
|
|
file:\\ druksel \ fondslijst \ vroman\
meer
Ik, systeem, de werkelijkheid een gedicht van
Jan Lauwereyns en Leo Vroman een beeld van Jus Juchtmans.
Nogal wat zaken zijn Leo Vroman en Jan Lauwereyns gemeenschappelijk.
Beiden schrijven ze hun literaire werk in het Nederlands terwijl
ze als wetenschapper in het buitenland leven en werken. Beiden
zijn zich bewust van het schrijven en trachten deze schrijfact
te begrijpen en gedeeltelijk ook te legitimeren. Voor beiden
zijn alfa en bèta geen tegengestelden. En zowel Vroman als Lauwereyns
weet dat 'het meer' niet te beschrijven valt. Allemaal redenen
voor het tijdschrift 'Ons Erfdeel' om beide schrijvers in een
interview bij elkaar te brengen. De uitgave 'Ik, systeem, de
werkelijkheid' is een tastbaar resultaat van deze ontmoeting
tussen de jongere en de oude dichter. Het gedicht is een dialoog
waarin ze hun verhouding tot de wereld beschrijven en de rol
van de poëzie daarin. Leo Vroman (° 1915) is de dichter die
het leven bezingt, die de verwondering tot kern van zijn oeuvre
gemaakt heeft. Dit leidt niet tot sentimentaliteit maar tot
kennis, gepaard met bewondering. Het mooie bij Vroman is hoe
hij het cerebrale en het gevoelige op een ogenschijnlijk gemakkelijke
manier met elkaar heeft verbonden. Hij is een zoon van de grote
wijsgeer Spinoza: de wereld is één. Er wordt soms gezegd dat
de wetenschap onttovert en dat wordt dan negatief geduid. Voor
Spinoza en Vroman is kennis geen vermindering maar een vermeerdering.
Spinoza definieerde het schone als een aangename beweging die
door de zenuwen ontvangen wordt. Dit is het tegendeel van de
metafysische schoonheid die als een entiteit buiten de mens
gezien wordt. De mens is een onderdeel van de natuur. Hij is
een apparaat. Het functioneren ervan is buitengewoon boeiend.
Deze hele machinerie wordt door Leo Vroman een systeem genoemd
en ook zo aangesproken. Dat laatste mag dan weer niet leiden
tot de gedachte van een personalisatie. Het is veeleer een zwijgen,
een tonen van onmacht: hoe kan het onderdeel het geheel begrijpen,
beschrijven? Het menselijke wordt bij Vroman benadrukt door
het besef van de eindigheid, het verval van het lichaam en de
geest. Maar ook door het kwaad. Ondanks het wetenschappelijke
licht, is het mens- en wereldbeeld van Vroman zwart: er is veel,
te veel ellende en het individu heeft weinig weerwerk. In dit
werk ademt een tragisch besef. Een klaagzang echter? Nee nooit.
Want: 'Mijn hemel is het zoet gezicht
van Tineke die naast mij
ligt.
Daar leef ik voor en van.'
(Uit: Ik, systeem, de werkelijkheid)
Jan Lauwereyns (° 1969) is de heraclitische dichter van de veranderlijkheid.
Bij elke dichtbundel vervelt hij, laat hij het oude achter en
begroet hij het nieuwe. Zijn werk wordt gevoed door de snelheid,
de kennis, de durf, de bravoure. Hij is het experiment bijzonder
genegen maar op voorwaarde dat dit iets te betekenen heeft.
Ook hier moet het begrip vooruitgang niet gebruikt worden maar
het streven is: meer inzicht. Poëzie is geen wetenschap. In
beide domeinen zijn creativiteit en vrijheid essentieel maar
de begrippen hebben een andere inhoud. Het gemeenschappelijke
is het objectiveren (dus kennis, wetenschap). Het experimentele
bij Jan Lauwereyns is nooit de leugen van het authentieke, de
behaarde, blote bast. Het is het verstand dat onderscheidt.
De poëzie is voor hem een unieke vorm die de inhoud bepaalt.
Vandaar ook het zogenaamde spelen met vormen
dat uiteindelijk geen spelen, geen vrijblijvendheid
is maar een exploreren van mogelijkheden om tot verschillende
waarheden/inzichten te komen. Hij hoeft zich daarvoor niet af
te scheuren van de cultuurgeschiedenis. Zijn werk is ervan doordrongen
-de verwijzingen naar natuur, religie, verhalen, gedichten zijn
immens. Dit is geen dode poëzie maar één die sprankelt van kleuren,
van zenuwachtige dieren. En van valluiken. Lauwereyns maakt/toont
alles ambivalent. Het lijkt wel zo, maar het is iets anders.
Hij speelt ook zelf het spel mee door in sommige gevallen al
te voorbarig te vertrouwen op zijn geheugen, het verhaal zo
te vertellen om er dan later op terug te keren en aan te geven
dat het geheugen zo gewerkt heeft maar dat het verhaal wel anders
was. En het resultaat is dat er nu twee verhalen zijn en beide
betekenen ze iets. 'Anophelia! De mug leeft' is de vijfde dichtbundel
van Jan Lauwereyns. De mug is een irritant wezen (ook steeds
weer voor gelovigen een heikele kwestie) en komt als verstorend
element ook al in zijn eerste dichtbundel 'Nagelaten sonnetten'
voor. Ook in de uitgave 'Ik, systeem, de werkelijkheid' is/zijn
ze aanwezig -en mooi hoe Leo Vroman ze oppikt en ze boven de
cultuur stelt. En wat is nu de kwestie? Wij zien ons als slachtoffer
van de mug, terwijl de mug ons bloed louter functioneel ziet:
voeding om te leven. De mug is de dichter. De poëzie is dat
wat nodig is om de werkelijkheid te zien, te aanvaarden. Niet
als troost, maar als een kennisvorm.
Jus Juchtmans (° 1952)
voegt aan dit boek een serieel en uniek werk toe. Op pergamijnpapier
maakt hij met de kleuren zilver en blauw een beeld, daarbovenop komt een tweede laag pergamijn
met een rode kleur. De verf wordt opengestreken. Elk boekexemplaar heeft een uniek kunststuk.
In zijn gedicht spreekt Jan Lauwereyns over 'diepselen
gloeyentheyt'. De woorden komen uit 'Het schilder-boeck'
van Karel van Mander die schrijft over de schilder Francesco Badens
en zijn wonderlijk van toepassing op het werk van Juchtmans. Zijn beelden
intrigeren omdat de woorden die we er willen op
kleven, niet voldoen. Dit werk is geen monochrome kunst, het
is niet abstract, ook niet formeel, oosters of religieus. Misschien
is deze kunst vooral een handeling -niet zoals het 'rotzooien'
van Karel Appel- maar als een ritueel laten gebeuren van materie.
Het atelier. Een straat met rechts burgerhuizen, links terreinen
met veel lucht, slordige lelijkheid. Op een tweede verdieping
twee kamers achter elkaar die het werkhuis van de schilder vormen.
Tegen de muur een aantal rustende schilderijen, op de schragen
een wachtend werk. Onder het raam de resten van gedane arbeid.
De schilderijen hebben geen groot formaat, zuigen alle licht
naar zich toe. De eerste lagen van het schilderij moeten niet
alleen het doek verzadigen maar bepalen ook al het resultaat.
Het is de schilder -zijn inzicht, zijn kennis van de materie,
zijn oog, zijn hand- die bepaalt welk toeval het halen mag.
Juchtmans werkt met acrylverf maar heeft de verhouding pigment-medium
gewijzigd waardoor de verf een unieke diepte verkrijgt. Het
is de aanwezigheid van het aantal pigmentdeeltjes dat de intensiteit
van de kleur bepaalt. Daardoor is er geen unieke plaats meer
waar de toeschouwer moet staan om het werk in zijn volle glorie
te kunnen zien. Elke hoek levert een ander beeld op. Het beeld
is niet de uitdrukking van een monolithische waarheid maar is
telkens weer een verandering.
Het werk van Jus Juchtmans wordt vertegenwoordigd door galeries
in Nederland
(galerie Van den Berge, Goes), Duitsland, Japan, Groot-Brittannië.
O.a. het Smak in Gent heeft werk van hem in de collectie opgenomen.
Zie de
website van Jus Juchtmans.
Het omslag verwijst naar het schilderij 'Suprematisme (met acht rode rechthoeken)' uit 1915 van
Kazimir Malevich. De positie van de drie bovenste rechthoeken werd gebruikt voor de drie titelelementen.
De plaats van het derde element (de werkelijkheid) staat haaks op de twee andere. Niet voor niets: de
realiteit wringt. Ook het werk van Jus Juchtmans wordt soms in verband gebracht met dat van Malevich. En
hij is natuurlijk ook de schilder die op een abstracte manier de kosmos wilde verbeelden.
Het boek verschijnt in een
oplage van 226 exemplaren en kost 20 euro. 200 zijn bestemd voor
de handel, 26 geletterde exemplaren zijn voorbehouden voor de
uitgeverij. Alle boeken zijn met potlood in het colofon gesigneerd
door Leo Vroman, Jan Lauwereyns en Jus Juchtmans.
Johan de Boose interviewde Jan Lauwereyns voor de Poëziekrant
(nr. 5, 2007):
"Ik stelde hem [=Leo Vroman] voor om samen een
gedicht te schrijven. Hij zei meteen ja, maar het lukte niet.
Het is doodgebloed. Toen kreeg ik opeens een brievenbus vol
boeken [...]. Een van de boeken was 'Ik en verder niemand' van
Leo Vroman [uitgegeven bij Atalanta Pers in Baarn]. Het waren zulke mooie gedichten dat ik er meteen
dingen uit kon plukken. Op die manier kwam dat duo-gedicht weer
aan de oppervlakte. Ik wilde over zijn "systeem" praten, een
begrip dat van hem komt, maar ook over "werkelijkheid", een
begrip waar ik mee speel. [...] Zo kwamen we tot de titel 'Ik,
systeem, de werkelijkheid'. Vervolgens brachten we het thema
van het bloed erbij, want daar is Vroman als wetenschapper mee
bezig geweest, over hoe vreemde stoffen in het bloed kunnen
worden afgestoten. En zoals je weet was ik ook met muggen bezig
... Dus: ik, bloed, muggen, systeem, werkelijkheid -we hadden
meteen enkele begrippen die ons ergens naartoe konden leiden.
Maar dat was nog niet alles. Ik vond dat we ook echt bloed nodig
hadden, of althans de illusie ervan. Toen heeft Jus Juchtmans,
een abstract kunstenaar die met laagjes werkt, voor ons iets
geschilderd. Zijn werkje bestaat uit twee laagjes pergamijn:
op het onderste laagje zit blauw en zilver, met de duim aangebracht,
voor het tweede laagje heeft hij rood gebruikt, dat hij met
de achterkant van zijn penseel heeft bekrast. Het eindresultaat
lijkt op bloed op een glasplaat. Het is een mooi geheel geworden.
Ik moet zeggen dat wat Leo heeft gedaan merkwaardig is: je hebt
die typisch luchtige toon, maar er zitten ook schrikwekkend
donkere elementen in. Van licht gaat hij naar donker, en dan
keert hij terug naar het lichte. [...] Ik wilde abstracte begrippen
-"ik", "systeem" en "werkelijkheid"- binnenbrengen in het verhaal.
Ik laat de werkelijkheid een systeem zijn dat zich ik noemt.
"Ik" is het heelal. Het heelal gaat verhalen vertellen. Je verneemt
dat "ik" jaren heeft gewerkt aan de evolutie. Dat is een onmogelijk
beeld: een soort godsbeeld, maar pantheïstisch, heel bizar.
Ook daar doemen -schitterend toch!- de muggen weer op, het foute
element, de vervelende beestjes, die steken en daar komt niks
goeds van. Weet je, muggen worden in sommige religieuze teksten
als een probleem gezien: hoe verklaar je die in de schepping.
[...]"
|