Erik Lindner
terug naar fondslijst
home
|
|
Erik Lindner, of De rust van het oog
De poëzie van Erik Lindner is bedachtzaam, eerder benaderend dan naderend, niet beschrijvend,
in de betekenis van vastleggend, maar aanduidend, benoemend wat gezien kan worden, wat door de blik
aandacht krijgt en daardoor aan belang wint. Zijn poëzie is eerder Frans gericht dan Nederlands,
impressionistisch, Ravel, niet realistisch, terwijl deze poëzie toch midden in het leven staat -
de spreker/schrijver echter aan de rand. Hij is de waarnemer, de observator, er is afstand tussen
het oog en de wereld. Er is beweging maar gezien vanuit een rustpunt (niet de futuristische beweging),
wat Lindner observeert zijn strakke lijnen, dat wat gebeurt tussen daar en daar, tussen hier en daar.
Er is een neutrale zegging, emoties worden niet op de woorden gelegd, maar onderhuids geborgen.
Er is afstandelijkheid, die door de aandacht echter des te betrokkener is. Er zijn de indrukken,
die niet volledig uitgesproken worden, er is een raadsel, een nevel die de dingen en de mensen omhult,
in hun waarde laat. Er is het wandelen.
Die beweging (die bij Lindner geen echte beweging is, hij gaat wel van punt X naar punt Y - maar hij is geen reiziger,
het hoofd blijft honkvast) is op een fijnzinnige manier verwoord in zijn roman 51 manieren om de liefde uit te stellen
(2021), ook daar gaat het om niet vatten, loslaten, weten dat er mogelijkheden zijn maar ze niet nemen, de schoonheid
van het vluchtige (ook de enige liefde die duurt). Heeft de poëzie een Franse inslag, in deze roman lezen
we (ook niet toevallig, want toch 'half-Frans') Peter Handke-sporen, er is stilstand in de beweging.
De Nobelprijswinnaar wordt een personage: 'De schrijver verfilmt zijn eigen boek dat gaat over een schrijver
van wie hij moe is, die alleen maar verlangt naar stilte. Handke is zijn naam.' (p. 74).
De taal wordt bewust gehanteerd, klein gehouden, niet in de betekenis van getemd, maar eerder klinisch,
niet de grote woorden worden gebruikt, de romantiek wordt verre gehouden, de blik strak gericht - een langzaamheid van
leven, kijken, schrijven, lezen, niet de anekdote staat centraal, maar een levenshouding, bijna als een monnik stappen,
ingekeerd, aandachtig - geen verdoemenis of geweldige woorden of daden. Want het onder woorden brengen is ervaren,
het beschrijven als een culturele daad die de wereld doet bestaan, de woorden die door het subject naar het object
gezonden worden en naar het subject terugkomen. Omcirkelen is een stille, humane houding, niet om aan te vallen maar
om de ander en het andere in de eigen ruimte te laten, een aandacht die niet verstikt of accapareert maar laat.
De taal is nodig om helderheid te verschaffen, zelfs een onvolmaakt woord doet dit, daarbij is het woord onderzoek
belangrijk: een voortdurende oefening in kijken (dus leven), maar die niet in dat passieve blijft steken.
Het gaat dikwijls om het verlorene (verloren momenten, verlaten plekken, vergane liefde, losgelaten mensen),
om dat wat onachtzaam weggeschoven wordt, toch te blijven houden: 'Tussentijd is alles wat we hebben, de periode
tussen toen en nu.' (p. 135). De taal gebruiken is de taal opnieuw uitvinden, elkaar leren spreken. Wat onaf is
en zo blijft, is een bevrijding - tegelijkertijd de volle aandacht en het loslaten.
Er zijn directe verbindingen tussen de bij Druksel verschenen bundel Hout en de roman 51 manieren om de liefde uit te stellen.
Eén voorbeeld. In de roman (p. 175) wordt over een Baskisch liedje geschreven: 'De tekst is op aangrijpende wijze toepasselijk
op het dilemma. 'Wat zegt de persoon die altijd stil blijft?', in Hout: 'wat zegt degene die stil is / als die stil is?', deze poëzieregel
komt op het einde van de roman ook letterlijk voor (p. 312) - zoals de wereld verweven is met relaties, zo is de kunst gebouwd op verbindingen.
|