LUCAS HÜSGEN
terug naar fondslijst
home
|
|
file:\\ druksel \ fondslijst \ Lucas Hüsgen \ fragment
De zonnebloemen van Arcadië: over Lection van Friederike Mayröcker. Lucas Hüsgen
Fragment:
Mayröcker al zegt op p. 144: 'wat ik hier zo zeg raakt de zaak natuurlijk maar bij benadering, daarenboven, de woorden voor enigszins nienwe of verse stemmingen komen uit een lichtjes oudere kist, en als ik zou wachten op de opwindende woorden zouden de gedachten (bijna gedachten) al lang een paar ronden verder zijn of op een volgend PARCOURS.'
Het lijkt me alleszins inzichtelijk dat hier de werkwijze van het boek, de werkwijze van de schrijfster, ja ook de uitwerking van dit plotloze maar in zijn motievendans welgeconstrueerde en zichzelf voortstuwende schrijven op de lezer het meest nauwgezet wordt samengevat: het schrijven vindt plaats in een taalmaterie die hyperbewust is, zichzelf steeds vooruit, binnen de kortste keren zijn ontoereikendheden overziet, zich zelfs daarin verveelt, verder moet, dus voortbeweegt. Hoe kan men een dergelijke activiteit zelfs maar willen samenvatten via een enkele, of in het beste geval een klein gezelschap exclusieve betekenissen? Hoe ver mag of kan men, van de andere kant echter weer, gaan in zulk trachten te ontkomen aan nader expliciteren? Dat is de balans die men zeker in het geval van Friederike Mayröcker voortdurend zou moeten trachten na te streven, wetend dat men steeds weer uit balans raken zal...Er is echter toch beslist iets van een richting die zich juist in dit zich onttrekken aan een alles bepalende richting voltrekt. Steeds scheurt de tekst zich op en, en het zal ook niet verbazen (de eenduidigheid is daarmee groter dan men denkt) dat we juist na het eerder geciteerde fragment waarin gerept werd van die opzij te vegen woorden van beweging de volgende passage tegenkomen: 'wat je zo te binnen schiet, zegt ze, zoals bomen die eigenlijk herten zijn, zegt ze, zoals herten die eigenlijk rivieren zijn, zoals in de oude legenden, papier verscheurd- vrouwelijke taalfiguur'. En terug, heen en weer door dit boek, terug naar dat citaat van pagina 144, dat citaat over het denken dat op zichzelf vooruitloopt: voorafgegaan wordt dat door
het hier volgende fragment 'CABRIOKAP, zeg ik, doorstreept, papier verscheurd, zo deze Hollandtaal: woorden, woordenrijen, in elkaar gekruiste zinnen zoeken hun magneet zoals ijzervijlsel'. En weer moeten wij terug, andermaal naar pagina 102. Want tussen de uitroep in kapitalen ALOMVATTENDE ONDUIDELIJKHEID enerzijds en de geuite weerzin tegen de woorden van beweging anderzijds treffen we aan: ik bedoel een ALOMVATTENDE ONDUIDELlJKHEID heeft plaatsgenomen in mijn wereld, in mijn uiterlijke en innerlijke wereld, zo deze HOLLANDTAAL van de woorden van de woordenrijen van de in elkaar gekruiste zinnen die hun magneet zoeken zoals ijzervijlsel'.
Dit zijn niet anders dan dubbelzinnig te noemen pagina's over de dubbelzinnige activiteit van het schrijven. Hier voegen zich immers fragmenten aan elkaar, zoeken elkaar fragmenten die spreken van het zich ineen voegen, het op zoek zijn naar elkander, maar tegelijkertijd wordt de beweging gekritiseerd, wordt gepoogd die beweging op te heffen, de eilanden te laten bestaan, wordt papier verscheurd, terwijl zonder dat verscheuren het zoeken van zijns gelijken juist weer niet mogelijk is, waarbij we maar even aannemen dat Holland in dat neologisme 'Hollandtaal' opduikt als symbool van gelijkmoedigheid, van balans, waardoor tegelijkertijd nu juist weer een ALOMVATTENDE ONDUIDELIJKHEID vrijelijker nog regeren mag. Dat zoiets nanwelijks strookt met het feitelijke Hollandse denken over cultuur, valt Mayröcker niet aan te rekenen.
Hoe dan ook, deze dubbelzinnige activiteit van het schrijven, dit steeds naar elkaar toe en uiteen drijven van fragmenten, kristalliseert zich uit tot een tekst die danig trekken vertoont van een broccoli. Waarbij we de immer weer terugkerende motieven kunnen opvatten als de stelen, en de teksten die daaruit voortwoekeren als de bloemenvelden van een dergelijke plant. ...
(p.14 en 15 uit 'De zonnebloemen van Arcadië' van Lucas Hüsgen).
|