JAN LAUWEREYNS / KIWAO NOMURA / KRIS MARTIN
terug naar fondslijst
home
|
|
Een paard vrijlaten in het veld
Eenzelfde concept: een Nederlandstalige dichter geeft een andere dichter een gedicht en vraagt hem daarop te reageren.
Er wordt een beeldend kunstenaar gevraagd zijn werk aan deze literatuur toe te voegen.
Het formaat van het boek is telkens identiek.
En toch is dit geen reeks - ook omdat iedereen binnen de vastheid toch vrij is.
'Een paard vrijlaten in het veld', zo transcribeerde Jan Lauwereyns de naam Kiwao Nomura. Zie voor deze werkwijze het
Gedichtendagessay 'De smaak van het geluid van het hart' (2011).
Jan Lauwereyns opent de bundel met een verwijzing naar 'Hamlet' van Shakespeare. Hij herhaalt, varieert, er is een
tingeling van woorden, klanken en betekenissen. Dit spel -maar er staat toch wel meer op het spel- wordt voortgestuwd
door zowel de woordklanken als de betekenissen. Het is een opeenstapeling van zingevingen waarbij het toeval weliswaar
een rol speelt, maar toch is het de dichter die manipuleert en betekenissen zoekt en geeft. Niet de taal gaat met de
dichter op de loop, de dichter is een ingenieur. Het gedicht een meccano.
Een merkwaardig toeval is hoe een 'onschuldige' tekst
door de werkelijkheid een spiegel wordt. De tekst werd geschreven voor de tsunami in de winter van 2011 in Japan genadeloos
toesloeg. Lauwereyns schreef '[…] / het hele dorp verging in de zondvloed / vrolijk / een paard vrijlaten in de zee /
de zondvloed van vragen / hersenbloemen / een zeepaardje / een moeilijke tekst ontrafelen / […]'
Eén van de thema's in het werk van Jan Lauwereyns is de relatie tussen de hersenen en de werkelijkheid, de feiten.
Wat is, wat is waar in de mens, wat zijn zijn waarheden, wat is de waarde van de interpretatie, hoe te handelen?
Kiwao Nomura antwoordt met tien gedichten. Hij herhaalt de hem gegeven woorden (paard, veld, golven, hersenen, …) maar
maakt daarmee eigen constructies die steeds verder verwijderd raken van het begingedicht en Jan Lauwereyns toch weer benaderen.
De beelden die Kiwao Nomura gebruikt zijn surrealistisch en verklaren op een andere manier de woorden van Lauwereyns.
Ze zijn een interpretatie van diens standpunt. Het blijft niet bij deze beelden die als stenen in het rond gelegd worden.
De dichter verklaart, en vanaf het derde gedicht spreekt hij de andere dichter (en in de dichter de lezer) aan:
'Of zoals je […] Zodoende […] ik bedoel […]'. Dan begint het geheugen te werken, de verwarring van het calculeren,
de zondvloed van het verdwenene. Er zijn de sleutelwoorden 'O / tekst die het lezen niet uitdooft'.
Het vijfde en zesde gedicht staan tussen haakjes. Het is een herinnering aan Oostende ('In Oostende / zit het end ingesloten').
Ooit heeft Kiwao Nomura een televisiereportage gemaakt over de Japanse dichter Mitsuharu Kaneko (1895-1975). Deze was gefascineerd
door de Belgische dichter Emile Verhaeren. Hij heeft in de jaren 1919-1920 ook in België, bij Ivan Lepage, verbleven. Nomura maakte
ooit een reportage over deze dichter.
De gedichten van Nomura spreken over deze ervaring. Hoe hij in Oostende aan het eind van de wereld stond en hoe hier
de dingen als vliegers in het licht van de lucht zijn: nu eens zie je ze, dan weer niet. Ze zijn en ze zijn niet.
Na deze herinnering neemt hij de nieuwe beelden mee in de volgende gedichten om in het laatste gedicht tot rust te komen.
De wildheid van het paard, het razen van de zee, het werken van de hersenen komen neer te liggen in een stilstaand, stil,
hoopvol beeld.
Kris Martin voegde aan deze gedichten beelden uit zijn film 'Casares' (2009) toe. Een boer leidt op het Spaanse platteland
twee paarden, een zwart en een wit, in het rond. Er is een vreemdheid in deze beelden: dat de paarden, daar en toen, gedresseerd
werden; dat het een zwart en een wit paard waren; dat de boer in het donkere veld daar in het wit staat; dat hij op zeker
moment in het witte paard verdwenen lijkt te zijn. Kris Martin laat de film omgekeerd draaien waardoor hij het centrale thema
van zijn oeuvre toont: de vergankelijkheid van het moment dat nooit terug kan komen. De paradox: de herinnering gaat terug maar
de herinnering zelf gaat naar de toekomst. In het boek werden stills uit deze film gebruikt. De paarden lopen achteruit.
Het boek begint met de Japanse tekst van Jan Lauwereyns. Hier werden de eerste beelden van de film geplaatst.
In het middendeel werd de Nederlandse tekst geplaatst (in een vertaling van Lauwereyns zelf). Het derde deel bestaat
uit de Japanse gedichten van Kiwao Nomura. Ook hier werden stills uit de film van Martin geplaatst. Zo functioneert
het boek: de Japanse tekst met de prenten zijn als een schelp (een schedel) rond de Nederlandse tekst.
Het werk van Kiwao Nomura (1951) werd in het Nederlandse taalgebied geïntroduceerd door Jan Lauwereyns. In 2007 was Kiwao Nomura te
gast op Poetry International Rotterdam. In het essayboek 'Stemvork' schreef Lauwereyns, samen met Arnoud van Adrichem, een inleiding
tot dit werk.
Kiwao Nomura studeerde Japanse letteren en doceerde een tijd aan de universiteit. Vandaag de dag is hij echter vooral dichter
en organisator. Hij debuteerde als dichter op 36-jarige leeftijd en schreef tot nu toe meer dan tien dichtbundels.
Zijn werk wordt als volgt gekarakteriseerd: '[een oeuvre] waarin de taal als een meanderende rivier voortdurend verschuift,
in (slangen) bezwerende ritmes die steunen op een bijna dwangmatige herhaling van slechts enkele concepten of beelden,
in telkens lichtjes verschoven perspectief […]. Deze mantrapoëzie ligt onmiddellijk goed in het gehoor en leent
zich tot interactie met andere kunsten.' (Stemvork, p. 124)
Kris Martin (Kortrijk, 1972) leeft en woont te Gent. Moeten we ook zeggen dat zijn werk in belangrijke publieke en private
collecties opgenomen is? Dat zijn werk over de hele wereld getoond wordt?
In 2011 werd zijn kruisbeeld, Christus die zijn 'handen' voor de 'ogen' houdt (in kleine versie 'Christ of Chartres', 2005),
op de Sint-Baafskathedraal geplaatst. De kunst van Martin is ambivalent. Enerzijds kan hij dure materialen gebruiken,
oogt zijn werk afstandelijk en koud; anderzijds is één van zijn thema's de kwetsbaarheid van de mens, het ongemak te leven,
de aarzelingen, het struikelen. Zijn conceptualisme krijgt daardoor onmiskenbaar een humanistische dimensie. Wie niet verder
kijkt dan het materiaal, ziet slechts kilte.
Martin zegt iets, soms via omwegen. De omhulsels zijn geen omhulsels. Zijn werk 'All Saints' uit 2007, bijvoorbeeld, toont
glazen stolpen waaronder vroeger heiligenbeelden stonden. Toen werden ze op kasten of schouwen geplaatst. Kris Martin haalt
de heiligen weg, zet de glazen op de grond. Laat u niet verleiden door het esthetisme. Reduceer dit oeuvre niet tot een installatie.
De beelden van Kris Martin zijn steeds metaforen voor de menselijke conditie, de tekortkoming en de troost daarvoor.
Ze zijn een confrontatie met het leven - waartoe de dood behoort. Kris Martin waarschuwt de mens: 'wees mens'. Hij wijst op de overmoed
(individueel en maatschappelijk). Daartegen stelt hij een vorm van nederigheid. Wees niet hovaardig, leef decent.
De kern van dit werk is leven/dood. Dus is ook de tijd een belangrijk gegeven. Een iconisch werk is het elektronisch stationsbord
dat noch de bestemming noch de tijd aangeeft. Het blijft stom. Wat is onze bestemming? Waar gaan we naartoe? Waarom?
Kris Martin noemde een reeks werken 'Mandi', een verbastering van 'mano' (hand) en 'dio' (god). In Gods handen, betekent ook
een 'tot ziens'.
Enerzijds zijn de werken van Martin overduidelijk van deze tijd die een breuk betekend heeft, anderzijds zijn ze ook diep
geworteld in de Westerse kunstgeschiedenis. Het is vooral door het opzettelijk, bewust streven naar schoonheid waardoor Martin
een 'meester' is. De schoonheid troost niet alleen maar is ook een loflied op het leven. Ze is een uitdrukking van een
attitude en een mentaliteit: een streven en een fijnzinnigheid. De materialen verwijzen rechtstreeks naar het vanitas-motief:
de mens, een verwaaiende pluim.
De beelden van Kris Martin zijn steng en geworteld in de visuele traditie. Maar een deel van zijn werk is ook rechtstreeks
verbonden met de literatuur. In 2005 maakte hij het werk 'Idiot'. Hij schreef 'De idioot' van Dostojevski over maar veranderde
Mysjkin door zijn eigen naam. Dit werk op losse bladen werd in 2009 als kunstenaarsboek uitgegeven en als een alternatieve bijbel
in hotelkamers gelegd. In 2010 verscheen 'Idiot Chapel' i.s.m. Wim Goes Architectuur.
Er is ook de reeks 'Eindpunten'. Van een aantal grote werken, zoals bijvoorbeeld 'Moby Dick' van Melville, plaatste hij de laatste
punt op een groot, wit blad papier. Het is daarmee alsof het hele werk geschreven is om in het typografisch teken te kunnen
eindigen, te verdwijnen. Maar waar de auteur (en later de kunstenaar) de punt plaatst als afsluiting, daar begint het pas voor
de lezer (en de kunstenaar die ook lezer is): wanneer het werk afgemaakt is, moet de lezer het werk lezen en betekenis geven.
De punt krijgt hier de functie van de nul in de wiskunde: het niets laat ons toe te expanderen, te tellen en te denken.
Het werk 'Verwandlung' (2005) is de transcriptie van de gelijknamige novelle van Franz Kafka op één blad papier. De rafelige randen
doen denken aan een stuk textiel. Je vermoedt de woorden maar die zijn onleesbaar. Het werk bezorgt de kijker een 'unheimlich' gevoel:
het verborgene wordt het bedreigende.
|