MIGUEL DECLERCQ
terug naar fondslijst
home
|
|
Twee onuitgegeven gedichten (d.d. 2010).
Onze vader
Het is gelukt: we zijn terug
van weggeweest. We zijn doodop,
we zijn ver heen
en nu we eindelijk weer spreken,
mag er worden gezwegen. Wat u hebt meegemaakt
kan ons niets schelen. Hadden we vijf frank gekregen voor elke keer dat u ons hebt verwenst omdat we schreven,
we waren ondertussen rijk geweest. We waren ondertussen uitgeweken.
We trokken naar een plek ver weg, een eiland voor onszelf, een vaste stek onder de zon, een oubliette
zodat de rest van de wereld veilig achter slot en grendel zat. We maakten van ons hart
een hart van steen. Niets hadden we met u gemeen. Nooit zouden we veranderen.
Nooit zouden we ons hoeven af te vragen of u dit doet uit schaamte,
of u dit doet omdat u weet dat u gefaald hebt
als vader. We zouden simpel zijn: we zouden iemand zoeken
om ons mee voort te planten.
Wiegeliedje
De regen valt met bakken uit de hemel.
De maan hangt als een vingernagel in de lucht.
Een hond blaft ons wakker. De regen verregent.
De maan hangt te hangen. Wij blaffen terug
en met dat we blaffen, schiet iedereen wakker,
de stemming verandert: men wordt zo prozaïsch
als tandengeknars is, men ziet zichzelf plooien,
men hoort zichzelf struikelen over zijn woorden,
men schuilt voor de regen, men borstelt zijn manen,
men staat voor de spiegel zijn hoeven te schrapen,
zijn kloten te melken, de angst kun je proeven.
Wij vallen in slaap door ons bed op te zoeken.
Een kat blaft om aandacht. De maan zingt een liedje.
De regen vertekent die dingen een beetje.
|