MARK BOOG
terug naar fondslijst
home
|
|
file:\\ druksel \ fondslijst \ mark boog \ meer
Als het zover is, dan zal het: over het werk van Mark Boog
Mark Boog debuteert in 2000 met de gedichtenbundel 'Alsof er iets gebeurt'. Hiermee zet hij een oeuvre in dat een reflectie
over de eigen tijd wil zijn. Zijn kernthema's zijn orde en verandering. Een bestaan zonder illusies.
Het niet-bestaan van de vrije wil.
Dit werk blijft 'poëtisch': er zijn mooie zinnen, sommige verzen vragen erom
geciteerd te worden. Veel blijft onverklaarbaar: er is een poëtisch residu. Mark Boog speelt een spel met
de taal -ook al is hij geen taaldichter- door de betekenissen te verwringen. Hij doet geen onderzoek naar de
status van het woord maar hij zet het denken van de lezer op zijn kop: hij ontkracht clichés en bevestigt ze.
Een groot aantal dichters -nog altijd, verbazingwekkend- is romanticus:
het gevoelsleven gaat voor op het denkende bestaan. Dat kan natuurlijk als de emotie door het intellect gelouterd zou worden.
Maar het naakte gevoelen is een vervelende zaak. In deze romantische traditie wordt het gedachteloze bestaan hoger gewaardeerd
dan het intellectuele. Men spreekt dan al gauw van een authentiek tegenover een artificieel bestaan. De natuur staat tegenover
de cultuur. De contradictie neemt men er -kritiekloos- bij: essentieel in het menszijn is het denkvermogen. Het onbewuste bestaan
wordt verheerlijkt: denken maakt een mens ongelukkig en verwijdert hem van zijn oorsprong, van het aards paradijs. Veel dichters
en hun lezers verlangen naar een bestaan als een krop sla.
Mark Boog werkt anders. Zijn figuren -zowel in de romans als in de poëzie- denken, ze doen niets
anders dan denken. Elke daad wordt beredeneerd, elke uitspraak wordt op haar geldigheid getoetst. Het denken moet het leven
temmen en daardoor doodt het dat leven soms ook. De wereld van Boog is een solipsistische -om het woord autisme niet te gebruiken.
Hij creëert een wereld waar alles wordt doorgedacht, wordt beredeneerd. Elke handeling, elke bewustzijnsact wordt aan een reflectie
onderworpen en voor zichzelf of de ander beargumenteerd. Dit leidt tot hilarische toestanden: het denken gaat hier zijn eigen weg
zonder met een werkelijkheid rekening te houden. Maar toch wordt die realiteit in dat denken verhevigd.
In dit oeuvre zien we het plezier van het redeneren. Geen communicatie, geen dialoog maar een
zelfstandig nadenken -dat dit ontspoort, spreekt voor zichzelf. Deze literatuur ziet zich geconfronteerd met een wereld waar
chaos en contingentie kernbegrippen geworden zijn. Ze heeft een denken dat (nog) niet aan deze nieuwe gezichtspunten aangepast
is. Daarom lijken deze personages uit de tijd te staan: ze bewegen zich in het ijle. Ze doen, denkend, aan mime. Boog speelt
met deze zekerheden: we mogen wel denken dat het ene na het andere zal komen maar daarom zal het nog niet zo zijn. Hij stelt
ons geloof, ons vertrouwen op de proef. Als alles beredeneerd moet worden, als aan alles getwijfeld kan worden, als
niets zomaar kan gebeuren, dan wordt dit bestaan loodzwaar. Gelukkig is er deze poëzie die op een speelse en
evidente manier met de realiteit omgaat.
Hoe verhouden het denken en de werkelijkheid buiten het hoofd zich tot elkaar? Dat
is ook de kernproblematiek van de roman 'De helft van liefde'. Er is een koppel, een man en een vrouw, en een
verzonnen kind, Julia. Uiteraard doet dit onmiddellijk denken aan Albee - Mark Boog durft deze vergelijking aan.
Het kind is nodig om een relatie te hebben, maar het is er niet. Door te verliezen wat ze niet hadden, hoopt
de man de relatie te herstellen. Het kind is ook noodzakelijk om afstand te scheppen tussen man en vrouw:
door het kind te verliezen, zouden ze moeten samenkomen.
Op een terloopse, luchtige manier behandelt Mark Boog in zijn werk thema's die niet
zo maar op te lossen zijn. Hij doet pontificale uitspraken en door ze uit te spreken, ontkracht hij ze.
Hij schetst een treurig (kleinburgerlijk) bestaan, we wanen ons soms in de jaren vijftig.
Zijn figuren leven in een luchtbel. Ze zijn bang voor veranderingen, ze houden aan systemen. Deze poëzie doet dikwijls denken aan
die van Paul Bogaert: ook bij hem een reflectie over menselijke handelingen, een bezwering van de werkelijkheid.
Boog bekijkt de mens als een antropoloog: voor hem zijn mensen -terecht- machines en hij plaatst hen in situaties om
te zien hoe ze reageren. En ze doen dat op de verwachte manier. Clichématig. Men lijkt een vrije wil te hebben maar
dat wordt ontkracht: men reageert zoals men moet ageren.
De zinloosheid. Voor Mark Boog is dit een evidentie. Zijn poëzie gaat dus verder
dan een zoeken naar een naïeve vorm van zingeving. Hij is dat stadium voorbij, bij hem dus geen existentieel gepieker
maar een reflectie over hoe de mens functioneert. Er is een resignatie: 'Ik gun je eelt.' 'Verdraag het woeden …'.
De Stoa: 'En zo is alles goed.' Toch is ook dit een poëzie van het verlangen, het heimwee: weten dat waarnaar
verlangd wordt, niet bestaat, nooit bestaan heeft, en toch verlangen naar het haalbare. Zonder pathetiek. Een helderheid.
Bibliografie:
De website van Mark Boog.
Alsof er iets gebeurt, gedichten (Meulenhoff, 2000)
De vuistslag, roman (Meulenhoff, 2001)
De warmte van het zelfbedrog, roman (Cossee, 2002)
Zo helder zagen we het zelden, gedichten (Cossee, 2002)
Luid overigens de noodklok, gedichten (Cossee, 2003)
De helft van liefde, roman (Cossee, 2005)
Seizoenen, gedichten (Atalanta Pers, 2005)
De encyclopedie van de grote woorden, gedichten (Cossee, 2005)
Landman, gedichten (Druksel, 2006)
|